Dagblad Flevoland, 11 november 2006
Rijsterbos: Wandelbos met een verleden
Het Rijsterbos, in het zuiden van Friesland, is een schitterend wandelbos en heeft ook historische betekenis. Dat er aan het besef daarvan in het verleden wel eens wat schortte, leert een bezoek aan dit natuurgebied van It Fryske Gea, een van de 12 'Landschappen' die in ons land actief zijn op het gebied van natuurbescherming.
Bosarbeider Herman Wessels Kouwenhoven graaft in maart 1849 ontwateringsgreppels in het Rijsterbos, op een steenworp van de Zuiderzee. Bij het doorgraven van een ovale heuvel stuit hij op een paar grote zwerfkeien. Hij realiseert zich niet dat zij uit historisch oogpunt een belangrijke vondst zouden kunnen zijn. Ook vuurstenen en aardewerkscherven, die hij op de schop krijgt, doen bij hem geen lampje branden. De grondeigenaar, jhr. Van Swinderen, is er niet om om raad te vragen.
Kouwenhoven hakt de grote stenen in stukken en gebruikt ze voor wegverharding. Maar in de dorpen Rijs en Mirns wordt over de vondst gesproken. Op 30 maart 1849 wijdt het Handelsblad er een stukje aan. De archeoloog L.J.F. Janssen van het Oudheidkundig Museum in Leiden spoedt zich naar het Gaasterland om een onderzoek in te stellen. Zijn conclusie is snel getrokken: het enige tot nu toe bekende 'hunebed' van Friesland is kort en klein geslagen.
Later onderzoek, in 1996, stelt overigens vast dat het in het Rijsterbos niet om een hunebed gaat, maar om een ander prehistorisch graf: een steenkist. Steenkisten werden grotendeels ondergronds aangelegd, hadden geen ingang en ook geen dekstenen. Ze werden gebouwd door mensen uit de Trechterbekercultuur, die vanaf 3400 voor Christus naar onze streken kwamen en die ook de hunebedden bouwden. De Trechterbekermensen leefden in nederzettingen in de bossen op de hogere zandgronden.
Sobere tekst
Van de steenkist in het Rijsterbos is dus niets meer over. Op de plek van het graf herinnert slechts een sobere tekst aan de archeologische vondst die niet als zodanig werd herkend. Vast staat wel dat mensen het meer dan 5000 jaar geleden de moeite waard vonden in deze omgeving te wonen en dat het nu nog steeds een aangename plek is om te vertoeven.
Het Rijsterbos is een echt wandelbos. Het is niet meer dan 1500 meter lang en 600 meter breed, maar de wandelpaden beslaan meer dan twintig kilometer. De meeste zondagswandelaars haasten zich over de Murnserleane (de Kalverstraat van het bos) naar het Mirnser Klif aan het IJsselmeer, maar veel interessanter zijn de met rode of blauwe paaltjes gemarkeerde wandelroutes.
Terreinbeheerder Jan Schram vertelt dat het Rijsterbos grotendeels bestaat uit loofhout, vooral veel oude eiken, en voor de rest uit naaldhout. Het beheersplan (1999) geeft voorrang aan inheemse soorten om het bos een natuurlijker aanzien te geven. 'Dus hebben we de laatste jaren heel wat douglas en lariks weggekapt', zegt Schram. 'Het is nu al een gevarieerder bos met open plekken, waar natuurlijke verjonging plaatsvindt. Een Vlaamse Gaai hoeft er maar een eikel te begraven.'
Eekhoorn
Te betreuren valt dat het Rijsterbos een eilandje in het Gaasterland is. Dat maakt de uitwisseling met dieren in andere bossen, noodzakelijk voor populaties om op langere termijn te overleven, niet gemakkelijk. Schram heeft al jaren geen eekhoorn meer gezien. Wel vindt hij jaarlijks dode dassen, die het slachtoffer van het verkeer zijn geworden, de op strategische plaatsen aangelegde dassentunnels ten spijt. In de werkschuur staat een opgezet exemplaar. Schram: 'Die vond ik aan de Schotanusweg naar Oudemirdum, bij een boerderij waar ze pompoenen en courgettes te koop aanbieden. Misschien had hij zin in een courgette, maar dan was het wel zijn laatste.'
Over reeën maakt hij zich minder zorgen. 'Die kunnen beter dan de das naar andere gebieden trekken. Maar het mooiste zou een ecologische verbindingszone door de polder zijn.' Een ander punt van zorg is dat de recreatiedruk in het Rijsterbos, vooral in vakantietijd, erg groot is. Op een mooie zondagmiddag kunnen er zomaar 2000 a 3000 wandelaars lopen. Loslopende honden noemt hij een heikel punt. 'Ik vind wel eens reeën in het prikkeldraad die door honden zijn opgejaagd.' Schram is van plan er strenger tegen te gaan optreden: een maand lang waarschuwen en foldertjes uitdelen, daarna rücksichtslos bekeuren.
Wie de Mirnserleane rechtstreeks volgt naar het Mirnsner Klif passeert kort na het Vredestempeltje een grafveld uit de 14e eeuw. Ook deze vondst was een toevalstreffer. Kinderen, met even weinig historisch besef als de bosarbeider in 1849, speelden een partijtje voetbal met een schedel, die zij bij het graven van een kuil hadden gevonden. Dat het om een grafveld uit de late Middeleeuwen ging, konden archeologen met zekerheid vaststellen, niet om welke doden het ging. De mensen uit de streek weten het wel: kloosterlingen uit de Benedictijner abdij St. Odulfus in Stavoren.
Tempeltje
Het Vredestempeltje zelf, gebouwd op vier pilaren, is een verhaal apart. Het moet kort na de val van Napoleon zijn opgericht. Het raakte in verval, werd gerestaureerd, maar overleefde de Tweede Wereldoorlog niet. Schram: 'De Duitsers lanceerden er vlakbij de V2 projectielen naar Londen. Onder dat oorlogsgeweld zakte het tempeltje in elkaar.' Het werd na de oorlog herbouwd, maar in 1969 wegens bouwvalligheid opnieuw gesloopt. De eerste steen van het huidige Vredestempeltje, weer met de oorspronkelijke tekst, is in juni 1977 gelegd door jhr. L.F.A.G. van Swinderen.
Afgezien van het feit dat van het 14e eeuwse grafveld niets meer te zien is, doen wandelaars er verstandig aan een van de paaltjesroutes te volgen. Dan komen zij de mooiste bomen tegen, van die woudreuzen waarin verliefde paartjes hun namen aan weerszijden van een hartje zetten en grillig gevormde grove dennen, allerlei varensoorten en een rijkdom aan vogelsoorten, want voor hen vormen wegen geen barrière.
In de herfst doen houtsnippen op hun trek het Rijsterbos aan. Om ze te vangen gebruikten de mensen vroeger een snippenflouw. Een flouw is een 10 meter hoog en 28 meter lang valnet, dat op een open plek in het bos heel wat snip-pen, die in het bos dekking wilden zoeken, naar beneden liet tuimelen. Er hebben er in het Rijsterbos wel 20 gestaan. Nu is er nog een, bediend door een vrijwilliger, niet voor consumptie, maar om de houtsnippen voor wetenschappelijk trekvogelonderzoek te ringen.
Halverwege de wandeling lijkt het alsof de lucht lichter wordt. Het is de invloed van de Friese IJsselmeerkust, een beschermd natuurgebied. De Zuiderzee sloeg ooit delen van het heuvelachtige kustlandschap af. Zo ontstonden kliffen, steile oevers van keileem. Strandpaviljoen 't Mirnserklif biedt een prachtig uitzicht over het IJsselmeer. Een sympathieke zaak, waar de serveerster alstublieft en niet bitte zegt als zij de spijskaart aan een Duits gezelschap overhandigt.