13 september 2000

Adellijk wandelen op lanen Rijsterbos

DE GAASTERLANDSE BOSSEN zijn cultuurbossen, aangeplant door eigenaren die zich een paar eeuwen gele-den hier vestigden. Het Rijsterbos is geen uitzondering. De Amsterdammer Hiob de Windt kocht in 1676 ,,een saete ende landen sampt huyzingen ende schuyren, hovingen, bosschen, bomen ende plantagiën c.a. staende ende gelegen op Gaesterlant onder den dorpe Mirns op Rijs''.

Hij legde er een landgoed aan en bouwde Huize Rijs, in de volksmond al spoedig 'het Slot' geheten. Omdat tabak niet gunstig gedijde, liet de landheer een groot deel van zijn gronden bebossen.

Het oudste deel werd aangelegd in barokke stijl, volgens strakke, symmetrische patronen. Een later gedeelte, meer aan de rand van de Zuiderzee, was in Engelse landschapsstijl. Met typerende grillig slingerende paden. Het Seeleantsje was de uitloper van de weg tussen Rijs en de kust.

Na drie generaties De Wildts trouwde de weduwe van Hiobs kleinzoon met Ulbo Aylva Rengers. Hun kleinzoon Albert Rengers bleef na de dood van het paar op het landgoed achter. Zijn dochter Constantia trouwde in 1834 met jonker Gerard van Swinderen en luidde hiermee een nieuw hoofdstuk van het Rijsterbos in.

Zoon Jan volgde zijn vader Gerard op als grietman van Gaasterland. Hij bleef burgemeester tot zijn dood in 1902. Door zijn eikenbossen te exploiteren voor hakhout en eek, vonden velen werk. En omdat nooit iemand vergeefs bij hem om hulp aanklopte, verwierf hij zich de bijnaam God van Gaasterland. De sociaal voelende Van Swinderens stelden ook het park bij Huize Rijs open voor de Gaasterlanders. Op hemelvaartsdag, pinkstermaandag en Maria Hemelvaart (15 augustus) hadden zij vrije toegang.

Hemelvaart en pinkstermaandag stonden later bekend als huwelijksmarktdagen. Op de kuststrook langs de bosrand flaneerden honderden vrijgezelle jonge mannen en vrouwen, op zoek naar een levenspartner. Tot de toenemende mobiliteit dit in de jaren zestig overbodig maakte.

Rond de eeuwwisseling raakte de gulle jonker een groot deel van zijn miljoenen kwijt in een rampzalig reddingsplan om het Panamakanaal te financieren. In 1890 bracht hij zijn grondbezit onder in de exploitatiemaatschappij NV. Mij Gaasterland, die zijn boekhouding op orde moest stellen.

De maatschappij ging voortvarend van start. Zij kapte in de eerste acht jaar van haar bestaan meer dan 200 hectare bos. Hout bracht veel geld in het laatje. Daarom vielen tussen 1905 en 1925 nog veel meer bomen ten prooi aan gretige houthakkers. De gemeente onder leiding van burgemeester Herman Gaaikema riep hen een halt toe. Zij kocht de resterende bossen en de maatschappij trok zich uit Gaasterland terug.

Jans dochter Quirine vond het maar niets dat haar broer nooit haar vader was opgevolgd als burgemeester en zij bleef zich hierover beklagen in de gemeenteraad. Zelf was zij de eerste vrouw die hierin zitting had.

Een typisch adellijke dame, zo typeert Henk Doeleman haar. Hij verzamelt alles wat met de geschiedenis van Gaasterland te maken heeft. ,,Freule Quirine was onder andere voorzitster van de huishoudschool in Koudum. Zij deelde de diploma's uit met een sigaartje in haar hand.'' Als beschermvrouwe van het jaarlijkse bejaardenreisje stond ze op het bordes van de busmaatschappij en wuifde ze het vertrekkende gezelschap uit.

Velen denken dat het Freulelaantje zijn naam aan haar te danken heeft en dat het ontstond toen zij in 1937 Huize Rijs verkocht. De familie bedong toen een vrije toegang tot de kust, het 'recht van reed'. Volgens Doeleman bestond het laantje al. Een ongetrouwde tante van Quirine gebruikte de route op haar dagelijkse ritten te paard, vertelt hij. ,,Ze reed wel tot aan Hemelum toe.'' Destijds werd daar een doopsgezinde kerk gebouwd, tot ongenoegen van de Van Swinderens. Toen haar paard er een keer halt hield, zou de tante hebben gemopperd: ,,Wil jij nou ook al doopsgezind worden?''

Na de verkoop van Huize Rijs werd het Slot gesloopt, de oude bomen werden gerooid. Het perceel werd grasland, tot grote bezorgdheid van de Gaasterlanders. De schrik sloeg hen dan ook om het hart toen in 1940 de eigenaren baron Van der Feltz en jonkheer Van Tienhoven (schoonzoon en zwager van jonker Jan) het Rijsterbos in een advertentie te koop aanboden.

De vrees was ongegrond. Het Fryske Gea, in 1930 opgericht, werd de nieuwe eigenaar. Zij stelde het bos voor iedereen open, mits in bezit van een dagkaart à 0,10.

Van het oorspronkelijke eikenhakhout is nu nog 5 procent over. Het Gea plantte vooral veel andere soorten zodat een gevarieerd loofbos is ontstaan. Van de verrassende overgang tussen bos en meer resteert weinig na de aanleg van de weg van Oudemirdum naar Mirns. Het Seeleantsje verloor aan charme door de parkeerplaats bij het strandpaviljoen.

Toch kan de bezoeker zich even adellijk wanen als hij plaats neemt op het bankje aan het eind van het Freuleleantje. Een briesje dat ritselt tussen de bladeren brengt het geluid van paardenhoeven terug. En het licht danst nog steeds op het beweeglijke water.