Sjouke Rijper komt voort uit een West-Fries geslacht van
scheepsbouwers, schippers, zeemannen en vissers. Zijn achternaam heeft hij te
danken aan een van oorsprong moerassig dorpje in Noord-Holland. De doopsgezinde
parel van het Schermereiland: De Rijp. Het dorp waar de familie Rijper ontspringt, is halverwege
de 16de eeuw een toevluchtsoord voor doopsgezinden. Zij worden door
het Hof van Holland opgejaagd vanwege hun ketterse geloof, maar zijn veilig in
het door water omringde de Rijp. De soldaten hebben watervrees en kennen de weg
niet in dit waterrijke gebied. Ooit stond De Rijp in verbinding met de Zuiderzee. De
inwoners zijn dan ook haringvissers, walvisjagers, reders, kooplui, touwslagers, kuipers en andere ambachtslieden die
hun brood verdienen met de scheepvaart. De doopgezinde Rijpers (of
Rijpenaren) zijn een sober levend, hardwerkend volkje en zijn bovendien
vredelievend. Ze weigeren in de tweede helft van de 16de eeuw het
zwaard ter hand te nemen tegen de Spanjaarden. Omdat ze goed bij kas zitten,
kopen ze hun krijgshandelingen bij de Oranjes af. Omdat de Rijper zeelieden geweld afwijzen, varen ze nooit
richting het zuiden, waar veel piraterij is, maar naar het noorden, de Oostzee
op. Daar hoeven ze zich niet te verdedigen en kunnen ze rustig vissen op haring
of walvis, en hennep opkopen om er in de thuishaven touw van te draaien. Deze
zeevarende gelovigen lezen hun preken uit boeken, zoals het Rijper Zee-postil
en zingen uit liedboeken afkomstig uit hun eigen dorp. Aan het begin van de 17de eeuw verandert het
landschap rondom het dorp door de hand van de mens. Eén mens welteverstaan: Jan
Adriaenszoon Leeghwater, zelf
geboren in De Rijp en overtuigd doopsgezind. De Zuiderzee met zijn uitlopende
tentakels krijgt steeds meer vat op het land. Het veen klinkt in en kalft af
door het getij. Leeghwater pompt aan het begin van de zeventiende eeuw diverse
plassen rond zijn geboortedorp droog, waaronder de Beemster, de Purmer, de
Schermer en de Wormer. Ook elders in de Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden pompt Leeghwater er flink op los. Enkhuizen In 1663, negen jaar nadat een enorme brand vrijwel het hele
dorp in de as legt, wordt in De Rijp ene Albertus Cornelis van Rijp geboren.
Afgaande op het patroniem, zoon van ene Cornelis van Rijp. Albertus is
scheepsbouwer. Een vanzelfsprekend beroep in die regio. In 1602 was in de
Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht, waarvan ook een Kamer in
Enkhuizen werd gevestigd. Twintig jaar later neemt Enkhuizen ook deel aan de
oprichting van de West-Indische Compagnie. Enkhuizen is daardoor een welvarende
handelsstad. Albert blijft niet wonen in het dorp van zijn ouders maar vertrekt
naar Enkhuizen. Albert werkt daar op de VOC-scheepswerf aan de Wierdijk.
Dat doet vermoeden dat hij niet doopsgezind is, want dopersen laten zich niet
in met de gewelddadige VOC. In zijn werkperiode is de Gouden Eeuw over zijn hoogtepunt
heen. Een achteruitgang in welvaart is zo’n dertig jaar geleden ingezet als de
eerste van een reeks oorlogen met Engeland, Frankrijk en Spanje uitbreekt. De
Hollandse handel en visserij lijden onder de grote concurrentie vanuit Engeland
en ook in eigen land heeft Enkhuizen last van concurrentie. De economische
activiteiten verplaatsen zich steeds meer naar Amsterdam, ten koste van de
activiteiten in noordelijker gebieden. In die tijd van economische malaise trouwt Albert van Rijp
met Neeltje Anna Swaga. Op 25-jarige leeftijd wordt hij vader van Johannes
Albertuszoon. Albertus zelf sterft op veertigjarige leeftijd in zijn
woonplaats. Johannes is dan pas 14 jaar oud.
Deze jongeman gaat de visserij in. Hij vaart op de vloot van Enkhuizen.
Op 2 maart 1720 trouwt Johannes van Rijp met Betje Maria Zwagersma. De economie in Enkhuizen trekt weer aan. In de achttiende
eeuw groeit het belang van de VOC als werkgever in de stad; tientallen
Enkhuizers werken in de VOC-kantoren en honderden werken in de pakhuizen, op de
scheepswerf, in de touwslagerij en op de schepen. En dan is er ook nog de
vissersvloot. Op één van die boten vaart Johannes van Rijp. Met zijn vrouw
Betje krijgt hij zondag 6 maart 1735 een zoon. Naar goed gebruik vernoemen ze
hem naar de vader: Johanneszoon van Rijp, in de boeken ook wel Jan (van) Rijp
genoemd. Ook hij groeit op in Enkhuizen. Deze Johannes combineert het beroep van visser met dat van
kruidenier. Hij valt als een blok voor ene Neeltje Hartog. Samen verhuizen ze
naar het dorp van de voorvaderen van Johannes: De Rijp, weg van de Zuiderzee. Rijper Als Johannes 18 is, om precies te zijn op vrijdag 18 mei
1753, wordt hij vader van Klaas. In de boeken is terug te zien dat Johannes
niet alleen afscheid neemt van Enkhuizen, maar ook van zijn achternaam. Klaas
heet niet langer Van Rijp, maar Rijperszoon of Rijper(s). Waarom? Lodewijk Napoleon, die bij ons in 1811 de
achternaam zou invoeren, is dan nog niet eens geboren. Een aannemelijke
verklaring is dat inwoners van De Rijp ‘Rijpers’ worden genoemd. Johannes woont
in De Rijp, heet eigenlijk Van Rijp en mag zich dus met recht een Rijper
noemen. Een andere mogelijkheid is dat ‘Rijper’ zijn roepnaam is om Johannes
niet te verwarren met zijn vader die dezelfde naam heeft. Klaas Rijper is haringvisser als hij in 1782 trouwt met
de twintigjarige Maartje Dekker. Ze vestigen zich in Purmerend en krijgen een zoon en een
dochter: Pieter (1786) en Neeltje (1789). Hun oudste zoon wordt zeeman en een
zeeman aan wal is vaak te vinden in ‘het kleine café aan de haven’. In de
herberg van ene Markus Haijenga wordt de 24-jarige Pieter verliefd op een vrouw
met dezelfde voornaam als z’n zus. Het is de dochter van de herbergier: Neeltje
Haijenga (23). Ze trouwen op 31 mei 1812 in Purmerend en krijgen vier kinderen:
Klaas, Trijntje, Aafje en Neeltje. Uit dat gezin trouwt Trijntje Rijper met meubelmaker Sjouke
Sjoukes, zoon van Jacob Sjoukes, veerschipper/winkelier. In hun woonplaats
Oosthuizen krijgen ze in de zomer van 1855 een dochter: Aafje Sjoukes. Trijntjes broer, Klaas Rijper vaart net als z’n vader op
zee, in de functie van stuurman en later, volgens een bron, als kapitein. Klaas
treedt in 1852, op 28-jarige leeftijd, in het huwelijk met de dan 20-jarige
Cornelia Meijer. Zij krijgen in Purmerend een zoon: Pieter Rijper, die net als
zijn vader en opa later zeeman zal worden. Klaas overlijdt in 1873 op
49-jarige leeftijd in het harnas: op zee. Op 2 mei 1878 heeft Pieter Rijper zijn vierjarige dienstplicht bij de
Nationale Militie er op zitten. Kort daarop treedt hij in de voetsporen van
vader Klaas en opa Pieter. Pieter jr. wordt bootsman bij de Stoomvaart Maatschappij
Nederland (SMN) op het mailschip ‘Conrad’, een stoomschip
met hulpzeilen dat een twee maandelijkse dienst vaart op Batavia
(Nederlands-Indië) Wat er in die periode tussen Pieter (25) en z’n nichtje
Aafje (24) gebeurt, is niet helemaal duidelijk, behalve dan dat ze een relatie met
elkaar aanknopen. Neef en nicht trouwen op woensdag 23
oktober 1879 in Den Helder, waar de SMN is gevestigd. Ze hebben haast, want het
huwelijk wordt pas drie dagen voor de trouwdag ‘afgekondigd’. Voor de verplichte
tweede afkondiging krijgen ze dispensatie van de
Officier van Justitie te Alkmaar omdat Pieter twee dagen later alweer moet
uitvaren met de ‘Conrad’. Het stel wil
niet wachten op Pieters terugkeer. Is het echte liefde? Of is er snelheid geboden omdat Aafje,
in de korte periode dat Pieter aan wal is, zwanger is geraakt van haar neef?
Die zwangerschap zou dan uitlopen op een miskraam, want in de eerste vijf jaar
van hun huwelijk komt geen gezond kind ter wereld. En kennelijk is de
verwantschap zo groot (of een scheiding zo’n schande) dat ze bij elkaar
blijven, zelfs ondanks (of dankzij) de veelvuldige maandenlange afwezigheid van
Pieter. Kort na de opening van het Noordzeekanaal vertrekken de
stoomboten van ‘de Maatschappij’ voornamelijk vanaf Oostelijke Handelskade, de
Java- en de Sumatrakade. Pieter en Aafje Rijper verhuizen daarom van Den Helder
naar de Czaar Peterstraat in
Amsterdam. Inteelt Het uitblijven van een nageslacht bij de Rijpers is niet
verwonderlijk aangezien bij deze consanguïne (bloedverwante) relaties sprake is
van inteelt. Bij mensen resulteert inteelt tot verminderde vruchtbaarheid, een
hoog aantal miskramen en afwijkingen tot de schadelijke recessieve genen er na
een tiental generaties ‘uitgefokt’ zijn. De eerste generaties zijn door de
beperkte genenpoel gevoeliger voor ziektes door een verzwakte immuunsysteem.
Hoe komt dat nou? Op de website Kennislink staat hierover het volgende: Van ieder gen zijn twee versies (allelen)
aanwezig. Die versies zijn te vergelijken met twee computerbestanden die over
hetzelfde onderwerp gaan, maar waarvan twee verschillende versies zijn
opgeslagen. Wanneer allebei de genversies hetzelfde zijn heet dit homozygoot.
Meestal verschillen deze genversies echter een beetje; ze zijn dan heterozygoot.
Het kan zijn dat bij een heterozygoot stel genen één van de twee genversies
defect is en daardoor een ziekte veroorzaakt. Een tweede versie van het gen die
nog wel goed werkt kan de ziekte voorkomen. Oftewel: als op een computer de eerste
versie van het gen stuk is kan de computer de nog werkende tweede versie
gebruiken. De
vader en moeder beschikken allebei over een defecte genversie (grijs kruisje)
en een goede genversie (wit cirkeltje). De kans dat zij hun defecte gen doorgeven
is 50%. De kans dat hun kind beide defecte versies heeft wordt daardoor 25%
(=50x50/100) Als de ouders van een kind verwant zijn, is de kans groter allebei over een defecte versie van hetzelfde gen beschikken. Ouders geven maar één van hun twee genversies door aan hun nageslacht. De kans is daarmee 25 procent dat allebei de ouders dezelfde defecte genversie doorgeven aan hun kind. Hun kind heeft nu twee defecte genversies, en geen ‘back-up’, waardoor het kind ziek kan worden. Overigens is het niet zo dat bij twee verschillende genversies altijd één van de twee een ziekte veroorzaakt. Er bestaan bijvoorbeeld ook twee genversies voor oogkleur, namelijk blauw en bruin. Een verbod op huwelijken tussen neef en nicht heeft in
Nederland nooit bestaan. Artikel 88 van het oude burgerlijk wetboek verbood
diverse verbintenissen tussen bloedverwanten tot en met de derde graad, maar
niet het huwelijk tussen neef en nicht (vierde graad). Vermoedelijke reden is
dat binnen de aristocratie veel binnen de familie werd getrouwd. In die tijd was alleen een wettelijk verbod op een huwelijk
met een vader/moeder (eerste graad), broer/zuster (tweede graad), of oom/tante
(derde graad). Daarnaast was het expliciet verboden te trouwen met een oud-oom
of oud-tante (zuster van grootmoeder!). Trouwen met een zwager of schoonzuster
mocht ook niet, terwijl die genetisch niet met elkaar verbonden zijn. Om deze
verboden te omzeilen kon bij de Kroon dispensatie worden aangevraagd, die vrijwel
altijd werd verleend. Protestanten hebben in het verleden, in tegenstelling tot
katholieken, nooit moeite gehad met neef/nicht-huwelijken. Een belangrijke
reden om binnen de familie te trouwen kon zijn ‘geld en goed’ bij elkaar
houden. De Bijbel vormde ook geen blokkade. Leviticus 18:6 luidt: ‘Niemand zal naderen tot zijn naasten
bloedverwant, om de schaamte te ontbloten: ik ben de Here.’ Daarop volgt
een hele lijst met huwelijks- en kuisheidswetten. Ouders, zus/broer, tante/oom,
zelfs dieren worden genoemd. Maar een verbod op een seksuele relatie/huwelijk
tussen neef en nicht niet. Hoewel de protestanten wisten dat het nageslacht
gebreken zou kunnen vertonen, was hun rotsvaste vertrouwen op de Heer er de
reden van de erfelijkheidsrisico’s omtrent het consanguïne huwelijk voor lief
te nemen. Het nageslacht is kennelijk ongemakkelijk met huwelijk van
Pieter en Aaf omgegaan, want van inteelt is in de overlevering geen sprake.
Volgens diezelfde overlevering is Aaf Rijper elf keer zwanger. Twee keer loopt
het uit op een miskraam. Van de overige negen kinderen worden er maar drie volwassen,
waaronder het derde kind dat in 1884 in Amsterdam levend ter wereld komt: Sjouke Rijper. Wapenschild Uit onderzoek van Marnix Rijper, een achterkleinkind van
Sjouke, blijkt dat er ook een wapenschild is verbonden aan de familie Rijper.
Het is een afgeleide van een meesterteken, beschreven in het genealogisch register
te Den Haag. Het is geen officieel gedeponeerd familiewapen. De maritieme activiteiten van de familie Rijper komen
hierin duidelijk tot uiting. Het schild is uitgevoerd in goud en blauw. Erin
zit een dubbele diagonaal als scheidingsbalk ten teken van daadkracht. De
kringen staan voor zon en (volle) maan. De golvende waterlijnen illustreren eb
en vloed. Het anker bovenop het schild staat voor zekerheid en vastberadenheid. Verder zien we lauwerende dekkleden in blauw met goud
uitgevoerd, met een goudblauwe wrong op de helm met gesloten vizier. |